Initiatisch werk is, kort samengevat, gericht op het steeds transparanter worden van het ik voor het Zijn.
Dürckheim, de grondlegger van initiatisch werk gaat er vanuit dat de mens een dubbele oorsprong heeft, een hemelse en een aardse. Onze hemelse oorsprong noemt hij het Wezen. Wij komen voort uit het alomvattende Zijnde, materialiseren ons in de stof door middel van een lichaam en ontwikkelen een ik. Dit 'ik' is er op uit zo goed mogelijk te overleven, dat wil zeggen zich 'zeker stellen' en 'lust beleven'. Het is daartoe alleen gericht op de wereld en heeft geen besef van zijn verbinding met het bovennatuurlijke of het Wezen. Pas wanneer het daarin wordt onderwezen, kan het bewuste kennis krijgen van zijn geestelijke oorsprong.
We denken dat we een op zich zelf staand ik zijn in plaats van dat ons Zijnde een ik heeft. Zolang we deze verwarring serieus nemen, laten we ons beheersen door het verwerven van dingen die we leuk en aantrekkelijk vinden (lust) en het zeker stellen van ons bestaan (bezit). Wanneer dat niet lukt, ervaart ons ik pijn en lijdt, het kan in therapie gaan. Therapie die gericht is op het wegwerken of opheffen van dit soort pijn en dit lijden, noemt Dürckheim, kleine therapie. Maar ook het Wezen lijdt zolang het zich niet kan ontplooien. Zo komt het dat de mens die alles heeft bereikt in zijn leven, toch niet gelukkig is, maar zich vaak leeg en ontevreden voelt omdat iets niet is vervuld in zijn leven.
Initiatische of grote therapie beoogt het tot stand brengen van het contact met het diepste Wezen. Dit contact kan tot stand komen door bewustzijnsontwikkeling, het beoefenen van stilte en Za-Zen, de zittende en lopende meditatie die bewustzijn van Hara geeft. Hara is het dragende midden van de mens en is gelokaliseerd in de buik. Zich richten op Hara geeft kracht en vertrouwen in de meest moeilijke situaties. Voor het ik, dat gelokaliseerd is in het hoofd, is dit een moeilijke training omdat het, van nature gericht op lust en bezit, aanvankelijk niet stil en aandachtig kan zijn.